De fakkel – Vroege kunstenaars
Hij stopte steenkool in zijn mond en kauwde
Legde een hand op de rotswand en tufte
langs contouren,
Hij nam het krijt, streek over muren
Keek naar de krassen en hij zag ze draven
op de steppen, zijn afbeelding van bizons, paarden
Bij elke nieuwe zon ging hij met fakkels
diep de grot in, werkte en betekende het leven
met rode oker uit de aarde
Hij zag de voetstap in de grond, groef klei uit
duwde er zijn duimen in. Hij modelleerde zo
een eerste beeld en bedacht daarna waar het op leek
Hoe meer hij keek hoe meer betekenis het kreeg:
Het leefde!
Het jongste meisje van de stam ontdekte spelend
zijn geheim. Hij leerde haar de tekentaal
en droeg de fakkel over
Nicolette Leenstra
Geen opmerkingen:
Een reactie posten